Zoeken in
Zoeken in normen
9494 resultaten
54.C.3.4
Voor de minimale kerndoorsnede van de elektroden, met inbegrip van de aansluitogen, zijn de waarden van tabel 54.1 van toepassing. Verbindingen behoren deugdelijk tot stand te zijn gebracht en duurzaam zijn (ook in elektrische zin) (zie 542.3.2).
54.C.3.5
De metalen wapening van de fundatie van het gebouw mag als een elektrode worden gebruikt onder de voorwaarde dat deze deugdelijk is verbonden volgens 542.3.2. Bij gelaste verbindingen is de toestemming nodig van de persoon die verantwoordelijk is voor het structurele ontwerp en de beoordeling van de constructie van het gebouw. Verbindingen die uitsluitend bestaan uit een omwonden ijzerdraad (vlechtdraad
54.D.4 Metalen pilaren als aardelektroden
Metalen pilaren die onderling zijn verbonden door metalen constructies en die op een bepaalde diepte in de grond zijn ingegraven, kunnen worden gebruikt als aardelektrode.De weerstand naar aarde van de aardelektrode (R) van een ingegraven metalen pilaar kan bij benadering worden bepaald met de formule:
(54.D.4)waarin:Lis de ingegraven lengte van de pilaar, in m;dis de diameter van de uitwendige
55.B.1 Algemeen
In het bijzonder voor zelfstandige opwekeenheden moeten voorzieningen worden getroffen om elke willekeurige opwekeenheid of een combinatie van opwekeenheden bij een fout af te schakelen van de voedingskabels of van het materieel dat wordt gevoed. In dat geval moet worden voldaan aan de eisen in hoofdstuk 41, met inbegrip van de wijzigingen voor de bijzondere gevallen beschreven in 55.B.2 en 55.B.3.
55.B.3.1.3 Toepassing van het TN-stelsel voor zelfstandige opwekeenheden
Het kortsluitvermogen van de zelfstandige opwekeenheid zou zo moeten zijn dat het C1beveiligingstoestel tegen overstroomC1 of het toestel voor aardlekbeveiliging in staat is om de stroomketen af te schakelen in overeenstemming met de eisen in subrubriek 411.4.Om praktische redenen wordt het aanbevolen dat de handleiding van de zelfstandige opwekeenheid gegevens bevat voor de grootste toegekende stroom
56.B
Bijlage 56.B(informatief)Richtlijn voor materieel voor bescherming tegen brandnlb[Niet overgenomen. Zie C1Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)C1]nlb
56.D
Bijlage 56.D(informatief)BrandschakelaarSchematische weergave van de installatie met een direct en/of op afstand te bedienen C1brandC1schakelaar (calamiteitenschakelaar) die wordt gebruikt om alle stroomketens van de voeding te scheiden, met uitzondering van stroomketens die materieel voor branddetectie en brandbestrijding voeden waarvan het gebruik tijdens een brand noodzakelijk is.Figuur 56.D.1
—
56.F.4 Bescherming tegen elektrische schok ten gevolge van een fout door middel van verlaging van de aanraakspanning
Waar aan de voorwaarde voor automatische uitschakeling van de voeding, zoals vermeld in 56.F.3, niet kan worden voldaan, doordat de foutstroom te klein is om het beveiligingstoestel te doen aanspreken, zou bescherming tegen elektrische schok door verlaging van de aanraakspanning, die kan optreden bij aanraakbare geleidende delen van het beschermde materieel, moeten worden toegepast. De gangbare verlaagde
56.F.5 Weerstand van de geleider bij brand
De toename van de weerstand van de geleiders kan worden verwaarloosd als leidingen zijn gelegd in erkende brandbestendige kabelgoten waarvan de fabrikant garandeert dat de temperatuur in de kabelgoot gedurende de vereiste bedrijfstijd van het elektrisch materieel dat wordt gevoed en dat moet blijven werken bij brand, niet hoger wordt dan 70 °C.De verwachte temperatuur in de kabelgoot zou niet hoger
6.C.1 Methode C1 – Meting van de aardverspreidingsweerstand met een meetinstrument met hulpelektroden
De volgende werkwijze mag worden toegepast wanneer meting van de aardverspreidingsweerstand nodig is.Een constante wisselstroom wordt door de losgekoppelde aardelektrode E en een tijdelijke, extra hulpelektrode H gestuurd, waarbij H zo ver van E is geplaatst dat de weerstandsgebieden van de twee elektroden elkaar niet overlappen.Een tweede, tijdelijke hulpelektrode S, die mag bestaan uit een metalen
Zoeken in de website
135 resultaten
Moet ik mijn opdrachtgevers vertellen dat ik met NEN 4010 werk?
In uw offerte en uw bestek kunt u aangeven dat de elektrische installatie volgens NEN 4010 is ontworpen.
Voldoe ik aan de eisen van het Bouwbesluit als ik NEN 4010 toepas?
Ja, NEN 4010 is gebaseerd op NEN 1010:2015 en NEN 1010:2015/C2:2016.
Kan ik ook een andere versie gebruiken dan die aangewezen is in het Bouwbesluit?
De 2020-versie van de norm beschrijft de inzichten met betrekking tot veilige elektrische installaties. Het bevoegd gezag (gemeenten) zal vaak gelijkwaardigheid van deze nieuwe versie (in plaats van de 2015-versie) accepteren. Opdrachtgevers kunnen daarom nu al vragen naar een installatie conform NEN 1010:2020. Ook kunnen verzekeraars, gemeenten en andere partijen eisen en voorwaarden stellen gebaseerd
Waar gaat deel 8 over?
Deel 8 is wel een onderdeel van NEN 1010, maar wordt als losse uitgave uitgebracht. De reden hiervoor is dat dit deel 8 vaker geüpdatet zal worden dan NEN 1010.
Titel van de reeks: NEN 1010-8: Energieaspecten
Subnummers:
NEN 1010-8-1: Energieaspecten – Deel 1: Energie-efficiency
NEN 1010-8-2: Energieaspecten – Deel 2: Prosumer-installaties
NEN 1010-8-3: Energieaspecten
Nut en noodzaak van normalisatie van gelijkspanning, deel 1: de zon.
Auteur: Henry Lootens
Datum: januari 2020
Onze wereld op het gebied van energie zoals we hem kennen is drastisch aan het veranderen. Fossiele energiecentrales van nu wekken redelijk continue hun energie op; ze leveren dit vrij constant, dus met een redelijk gelijk vermogen, aan het net. In de nabije toekomst, met heel veel duurzame bronnen als Wind en Zon (zon-PV), zal dat anders zijn. De verschillen
‘Er is te weinig kennis’
Nieuwe praktijkgids ‘Veiligheidsinspectie woninginstallaties - Werken met NEN 8025’
NEN 8025:2018, ‘Periodieke beoordeling van de veiligheid van technische installaties en technische voorzieningen in woningen’, is een norm die zich richt op de veiligheid van installaties en gebouwvoorzieningen in woningen. Onlangs verscheen een nieuwe praktijkgids over de norm: ‘Veiligheidsinspectie woninginstallaties