Zoeken in
Zoeken in normen
6951 resultaten
531.3.2 Ongewenst aanspreken
Toestellen voor aardlekbeveiliging moeten zo worden gekozen en geïnstalleerd dat de kans
op ongewenst aanspreken wordt beperkt. Het volgende moet worden overwogen:— Onderverdeling in stroomketens met eigen toestellen voor aardlekbeveiliging (RCD’s).RCD’s moeten zo worden gekozen en de stroomketens moeten zo worden ingedeeld dat
lekstromen naar aarde die bij normale werking van de aangesloten belasting
531.3.4.2
In AC-installaties waar toestellen voor aardlekbeveiliging alleen toegankelijk zijn voor
voldoende onderrichte personen (BA4) of vakbekwame personen (BA5), moeten deze toestellen
in overeenstemming zijn met:— NEN-EN-IEC 61008-1 en
NEN-EN 61008-2-1 voor toestellen voor aardlekbeveiliging
zonder geïntegreerde overstroombeveiliging (RCCB’s),— NEN-EN-IEC 61009-1 en
NEN-EN 61009-2-1 voor toestellen
531.3.5.1 Algemeen
Het gebruik van toestellen voor aardlekbeveiliging moet voorzien in foutbescherming in
overeenstemming met 411.3.De keuze van toestellen voor aardlekbeveiliging hangt af van het aardingssysteem (zie
531.3.5.2, 531.3.5.3 en 531.3.5.4).
531.3.5.3.2 Keuze van de toegekende aanspreekstroom van het toestel voor aardlekbeveiliging
(RCD)
De waarde van de toegekende aanspreekstroom IΔn van een
toestel voor aardlekbeveiliging mag niet groter zijn dan de waarde van de stroom die
overeenkomt met de hoogste waarde van de aardverspreidingsweerstand
RA van de metalen gestellen van het installatiedeel dat door
dit toestel wordt beveiligd, rekening houdend met mogelijke seizoensafhankelijke
invloeden, inclusief het bevriezen of verdrogen
531.3.6 Toestellen voor aardlekbeveiliging (RCD’s) als aanvullende bescherming
Het toepassen van toestellen voor aardlekbeveiliging met een toegekende aanspreekstroom
niet groter dan 30 mA is geaccepteerd als aanvullende bescherming in overeenstemming met
415.1. Deze toestellen voor aardlekbeveiliging
moeten in overeenstemming zijn met de eis in 411.3.3.Toestellen voor aardlekbeveiliging voor aanvullende bescherming in AC-installaties moeten
in overeenstemming zijn met:—
533.1.1 Overeenstemming met normen
Beveiligingstoestellen tegen overbelasting en/of kortsluiting moeten in overeenstemming
zijn met een of meerdere normen uit de volgende lijst:— NEN-HD-IEC 60269-2;— NEN-HD-IEC 60269-3;— NEN-EN-IEC 60269-4;— NEN-EN-IEC 60898-1;— IEC 60898-2;— NEN-EN-IEC 60947-2;— NEN-EN-IEC 60947-3;— NEN-EN-IEC 60947-6-2;— NEN-EN-IEC 61009-1;— NEN-EN 61009-2-1;— nlbIEC 61009-2-2nlb;— NEN-EN-IEC
533.3.2 Kortsluitafschakelcapaciteit
De kortsluitafschakelcapaciteit (Icu of
Icn) van het beveiligingstoestel moet gelijk zijn aan of groter
zijn dan de te verwachten kortsluitstroom op het punt waar het beveiligingstoestel is
geïnstalleerd.OPMERKING 1Volgens de van toepassing zijnde productnormen is de afschakelcapaciteit als volgt
gedefinieerd:— in NEN-EN-IEC 60947-2: Icu,
ultieme kortsluitafschakelcapaciteit: een afschakelcapaciteit
534 Beveiligingstoestellen tegen transiënte overspanningen (SPD’s)
534.1 AlgemeenDeze rubriek bevat bepalingen voor het toepassen van spanningsbegrenzing om
isolatiecoördinatie te verkrijgen in de gevallen zoals beschreven in hoofdstuk 44 en in NEN-EN-IEC 60664-1,
NEN-EN-IEC 62305-1,
NEN-EN-IEC 62305-4 en
NEN-IEC 61643-12.Deze rubriek geeft hoofdzakelijk de eisen voor de keuze en installatie van toestellen voor
overspanningsbeveiliging (SPD’s) voor bescherming
536.3.2 Parameters
De parameters voor de juiste coördinatie tussen toestellen kunnen zijn:— ontwerpstroom;— te verwachten kortsluitstroom of foutstroom;— bedrijfstijd van toestellen;— spanningsniveau;— doorgelaten energie (I2t-waarden);— doorgelaten piekstroom.Daarnaast moeten de volgende parameters in ogenschouw worden genomen voor
smeltveiligheden:— smeltenergie I2t en smelttijd
(‘pre-arcing’);— doorgelaten
536.4.1.3.4 Tussen vermogensschakelaar (stroomopwaarts) en smeltveiligheid
(stroomafwaarts)
De doorgelaten piekstroom van de smeltveiligheid moet kleiner zijn dan de kleinste
onmiddellijke uitschakelstroom van de vermogensschakelaar. Gegevens voor de piekstroom van
smeltveiligheden moeten komen uit de van toepassing zijnde norm of uit de documentatie van
de fabrikant(en). Als gegevens van de fabrikant(en) worden gebruikt, moet dit in de
installatiedocumentatie worden opgenomen.
Zoeken in de website
135 resultaten
Hoe leg ik vast dat ik volgens NEN 4010 werk?
U kunt in de afspraken die u met uw opdrachtgever maakt, vastleggen dat u volgens NEN 4010 werkt.
Welke stroomstelsels behandelt NEN 4010?
NEN 4010 behandelt de volgende stroomstelsels en wijzen van aarding:
— TN-stelsels met één voedingsbron;
— TN-stelsels met meerdere voedingsbronnen;
— TT-stelsel.
Welke elektrische installaties en onderwerpen vallen buiten het toepassingsgebied van NEN 4010?
De volgende elektrische installaties en onderwerpen vallen buiten het toepassingsgebied van deze norm:
Gelijkstroominstallaties (DC);
IT-, IU- en IM-stroomstelsels;
TN-C-stroomstelsels;
Beveiliging tegen overspanning veroorzaakt door aardfouten;
Laagspanningsopwekeenheden.
Daarnaast is NEN 4010 niet van toepassing op elektrische installaties van:
Jachthavens en vergelijkbare terreinen
Voldoe ik aan NEN 1010 en/of het Bouwbesluit als ik NEN 4010 volg?
NEN 4010 is niet aangewezen in het Bouwbesluit. NEN 4010 is gebaseerd op NEN 1010:2015 en NEN 1010:2015/C2:2016. Als u voldoet aan NEN 4010, voldoet u ook aan deze editie van NEN 1010 en het Bouwbesluit. Uiteraard wel voor wat betreft het toepassingsgebied van NEN 4010.
Is het mogelijk om met NEN 4010 een inspectierapport op te stellen?
Het gaat dan om een inspectierapport om aan te geven dat een installatie voldoet aan de eisen uit het Bouwbesluit. In NEN 1010: 2020 is het onderwerp Inspectie ook opgenomen.
Gaan opdrachtgevers vragen om installaties conform NEN 4010?
Dat is zeker de verwachting. En dat is niet in conflict met het Bouwbesluit, dus dat is geen probleem. Houd wel rekening met het toepassingsgebied van NEN 4010.
Kan ik in NEN 4010 aanvullende eisen bij bijzondere ruimten (NEN 1010 deel 7) vinden?
Ja. In NEN 4010 zijn de bijzondere ruimten - de aanvullende eisen uit deel 7 NEN 1010 -in de hoofdstukken 4 (Beschermingsmaatregelen) en 5 (Keuze en installatie van elektrisch materieel) verwerkt. Ook de bijlagen van NEN 1010 zijn, waar van toepassing, in de hoofdstukken 4 en 5 verwerkt.
Heb ik een NEN 1010-certificaat nodig om elektrische laagspanningsinstallaties te mogen aanleggen?
Er is geen wettelijke verplichting die zegt dat je een certificaat moet hebben om te mogen installeren of inspecteren. Certificaten zijn niet verplicht: niet voor personen en niet voor bedrijven. Het kunnen tonen van een certificaat kan echter wel helpen om klanten te overtuigen van de deskundigheid van betreffende bedrijf/persoon.
Welke versie van NEN 1010 is aangewezen in het Bouwbesluit?
Op dit moment is de 2015-versie van NEN 1010 aangewezen in het Bouwbesluit. Dat betekent dat bouwvergunningen worden verstrekt op basis van NEN 1010:2015 en dat het toepassen van deze editie van de norm een voldoende veilige elektrische installatie oplevert.
Is NEN 1010:2020 (automatisch) ook van toepassing in het Bouwbesluit na uitkomen?
Nee, deze dient eerst door de wetgever aangewezen te worden.